Vergeef me Mirko, ik ben geen grote poët,
vergeef me Mirko, dat ik niet elke zin met mooie woorden omkleed.
Ik ben niet elke dag even blij,
ik sta niet altijd met jou zij aan zij.
Ik zie het leven niet altijd door een roze bril,
en soms haat ik iemand zo erg, dat ik hem het liefste vil.
Ik kan kinderachtig doen, en onredelijk tegenlijk,
ik verhul mezelf vaak in zwakte en onzekerheid.
Ik sta mezelf niet elk uur toe met op mijn gezicht een lach,
en soms als ik iemand zie, wilde ik dat ik hem nooit meer zag.
Ik kan vervelen, irriteren, schelden, en janken erbij,
maar ik hou van jou, en jij hopelijk van mij.
Ik ben vaak boos, al heb ik niet het recht,
en ik ben vooral boos, als ik tegen het onmogelijke vecht.
Ik ben vaak jaloers, en kan katten dag en nacht,
huil me vaak in slaap, al is het maar heel zacht.
Ik wiemel in bed, en zeg voordat ik denk,
betrap me er zelf op dat ik iemand soms het voordeel van de twijfel niet schenk.
Maar jij bent de man voor wie ik doodt,
heb mijn innerlijk voor jou voor het eerst ontbloot.
Kan alleen echt huilen, bij jou in je armen,
en jij kunt op jou beurt als enigste mijn hart verwarmen.
We hebben weleens ruzie, zo hard dat ik ga gillen,
maar zo'n heerlijke hartstochtelijke ruzie zou ik ook alleen met jou willen.
Vergeef me Mirko, ik ben geen perfecte vrouw,
maar hopelijk hou je van me, ik in elk geval wel van jou.