het huis is groter dan mijn
schedeldak
de vloeren piepen en kraken,
alles lijkt aangeraakt
schemer daalt op de tast in
het trappenhuis
stof dempt hier de stemmen,
de tijd lijkt geel en ijlt na in
rammelende,
zware houten spiegelkasten
met geraas dat smoort in
late doofheid
er hangt nog etenslucht
boven de afgeruimde tafel
ik passeer een wetsartikel
en tart het daglicht
deze weg loopt dood
in een mij vreemde gang