In het diepste duister stemmen horen
van goden, geesten en bamboes die
tegen elkaar tikken in toenemende wind
Op het bed onder dikke dekens trekt
de kou van kippenvel tot blauw
Herfstbladeren maken stappen buiten
Mijn verdorrende vingers snijden in
de eigen huid nu het vet verdwijnt
verlangen blijft naar ochtendzon
Het licht dat op de huid schijnt
zich een weg baant naar het merg
naar waar het allemaal om draait