Macht.
Immer weer trekt
macht zijn lijnen
basis haast van ’t menselijk geslacht.
Pogen wij ’t belang
van ’t ik te beamen
wordt aan mind’ren niet gedacht.
Macht kent daarin
geen genade
breekt hard alle tegenstand
buit uit, ontleedt
de moog’lijkheden
angel in een vruchtbaar land.
Waar macht gedijt
ontbreekt de liefde
wordt Gods schepping ruw ontkracht.
Vrijheid aan de
mens geschonken
wordt minachtend veracht.
Macht vermindert
ied’re vrijheid
is weldadig , ruw en onbeheerst.
uit zich in ‘t
verstilde leven
toont de mensheid op haar teerst.
th