helemaal eik ben ik al
een wortel in de hemel
als onbewust groeien
in het web van een spin
het roet van mijn proberen
zwart het dak van een kapel
en ik bedek me graag
met een mantel schors
vol rimpelige ongerichte
scheuren in verticale richting
geel en ongelegen herfstig
kom ik mezelf tegemoet
door ochtend-heldere regens
met lange nagels en wimpers
van een toevallige voorbijganger