TIJD
Zoals de wind altijd door blijft razen,
En de klok nooit stil zal staan,
Zoals het Toen voor nu vervlogen is,
En het nu uit de tijd zal raken.
Zo is elke voorbijgegane seconde,
Een zonde, verloren kansen en vergeten gedachten,
Zo zijn alle minuten niet in ons geheugen te houden,
En de vele uren onvindbaar in de grote zee van tijd.
Men zoekt graag terug, in het verleden,
Naar wat hen lief is, naar wat verdwenen of verknoeid is,
Men droomt ervan zijn blunders te herkansen,
En leeft zijn leven rugwaarts.
De mens verliest zijn strijd met de tijd,
“Heeft u niet door hoe hard men onder uw hardheid lijdt?”
Hij mist het verleden,
Zodat het verleden zijn heden wordt,
En zo herinnert hij zich alleen zijn gemis,
Dat hem zijn leven lang achtervolgt.
De mens wil het heden niet missen,
En hoopt veel tijd te hebben tussen nu en morgen,
Maar omdat hij de tijd lang verwacht,
Blijkt er altijd te veel te zitten tussen nu en gisteren.
© Pascal Anema (2017)