De sterren van de stad vallen
in de dagen in de nachten
vind verder je huid
geen eind aan de lange paden
van verlangens diep onderhuids
je vragen wanneer het ooit
en hoe dan en waar dan en
dat zwijgen tegen de wind aan
omdat ik evenmin weet hoe
tijd voelt en valt en verdwijnt
tussen de pilaren op de markt
brandt siennarood het tekent
de gezichten in wie we zijn.
Je werd stofregel en ik
spel je weer om te weten
wat onze ziel bewoont dieper
dan de botten en het zweet van
komen en gaan en komen
papierblad in dit nieuwe jaar,
legt me open en je woorden vallen
als oud water vallen als dovend
vuur naar de weg waar ik met jou zal vertriesten,
en die door stollend lood nu zo werd toegewezen
aan mijn avonden en aan die van jouwe:
keer terug naar de lentes die niet in bloei gaan.