Als in een droom
gedragen door het warme licht
ontvouwt zich als een sprookje uit duiend-en-ééeen nacht
het rijk ven Emirs, Sheiks en moeheddzin’
Een stuk historie, lang vergeten -
verscholen paradijs - gekoesterd in een gouden zon -
gevangen in een kooi van onvoltooid verlangen,
verloren oase in tijdeloze zandwoestijn.
En ‘k hoor weer Salomo’s hooglied klinken
ter eer van Sheba’s koningin.
Zij blikt vanuit het kleine raam van haar paleis
naar stof en stad daar aan haar voeten
waarvan het marktkrakeel heel even slechts
de rots beroert waarop ze woont.
Ik laat mij voeren door de trage karavaan
door de massieve stenen poort -
de verre einder tegemoet
waartegen als minieme stippen
drie snelle ruiters razen…..
Aan de verre einder nadert traag een karavaan,
de stille gang van de kamelen,
zwaar beladen na een verre reis,
weergalmt dra doorheen de poort
die reeds eeuwen op hun thuiskomst wacht.
Rob