Het is alsof je weet wie ik ben
zoals je niet kijkt maar toch weer wel
Mijn ogen ontwijken de jouwe en
toch zien we elkaar; de regels van ons spel
Vandaag hoorde ik je stem, als een donderslag
De wereld leek te stoppen, maar ik liep door
Als ik ook maar één keer je ogen zag,
hoe ze me zien, had ik het door
Dan besefte ik hoe onzichtbaar ik besta,
hoe onhoorbaar ik loop, hoe stil ik huil
Ik stapel mijn verdriet als ik wegga
en begraaf ze in een grote kuil
En steeds keer ik terug, mijn tranen nakend
Dromen doorprikkend als luchtbellen, zo licht
Maar steeds nog even naïef wakend
over de massa met daarin jouw gezicht