Soms zit ik klem tussen de mensen,
lijkt het alsof ik geen kant uit kan.
Soms wens ik me dat ik vleugels heb,
zodat ik kan fladderen en vliegen.
Soms lijken de mensen om me heen,
wel op katten.
Die hun klauwen uitstrekken,
naar die vreemde vogel.
En ik ik vlieg op,
voor ze me te pakken krijgen.
Het is net een spel,
het spel van kat en vogel.
Maar katten hebben geen vleugels,
en vogels zijn niet te versmaden.
Dus zullen ze het van hun charme moeten hebben.
Want hun klauwen ontwijk ik liever.
Ze doen hun best maar.
zolang ze maar met beide benen op de aarde blijven.
Dan heb ik wat lucht,
en speelruimte bovendien!