Met trots geheven hoofd
opkijkend naar zijn leger
nadert de engel de rivier
griffioenen en pegasi vliegen
paladijnen, voetknechten, lansiers
al zijn troepen zijn hier
langzaam stijgt hij iets op,
zijn vleugels zacht bewegend
de boog aan de kant
daar aan de andere kant
van hetzelfde veld is hij
zijn nemesis, zijn vijand
zijn troepen stellen zich op
voor het gevecht van twee man
rij na rij, vele rijen diep
dat elk moment beginnen kan
de engel trekt zijn zwaard
en zwaait het omlaag
de mannen rennen voorwaarts
de griffioenen raken slaags
met harpijen en draken
pegasi vechten in een waas
een man slaat hij neer
dan een zwarte ridder
alles voor een vrouw
de derde valt voor zijn voeten
het gevecht voor het goede
aan zijn vrouwe zijn trouw
het gevecht wordt moeizaam
veel lichamen zijn gebroken
bloed kleurt alles rood
veren komen omlaag gedoken
de laatste gevechten eindigen
kijkt hij op met helder blauwe ogen
als hij eindelijk voor hem staat
de zwarte vleugels, de grote zeis
handen druipend van bloed
de leider van al het kwaad
zijn verboden liefde,
betwist door hem
verboden door zijn heer
een godin der aarde
mysterieus en mooi
voor gevochten deze keer
zijn tegenstanderd,
doods en zwart
zal voor hem niet wijken
zwaard in de hand
komt het besef tot hem
de tegenstander zijn gelijke