ik kan mij niet goed herinneren
wanneer ik voor het eerst herinnerde
de tegels telde die achter schouders lagen
een ochtend roerloos ontdroomde
vanaf de plek die elders was
zich beriep op het hier en nu
verdenk ik het zijdezachte haar
nooit bestaan te hebben
alleen als vreemdeling in wandelgangen
gevoelloos te zijn verneveld
tot niet bestaand object, tot opnieuw elders
ik keer in geboorte, waar anders