Tweestrijd
Nimmer meer te kunnen staren in troostende afzondering
Elk spaarzaam moment van ogenschijnlijke rust in werkelijkheid te moeten delen
Slechts nog een vervagende gedachte aan een stille overpeinzing
Een waarlijk twijfelachtig offer om u mijn hart te kunnen toe bedelen
Slechts de warme hartstocht weerstreeft de waarheid van een bittere redenering
En wie is zo dermate dwaas het hart de rede te laten bevelen
Zich te wagen in de nabijheid van de reeds besmeurde kling
Om het tevens met zijn dwaze hart te strelen
De hartstocht vergezeld door vrees, het beeld van de verbitterde eenling
Maar leven wij allen al niet reeds in eenzaamheid, de eenzaamheid die door geen enkel gezelschap is te helen?
Of zal mijn dwaasheid mij immer van het ware geluk bestelen ?
En zal ik slechts alleenstaand leven ten teken van mijn verbittering?