Openingszin
Ik vroeg
-Schijnbaar nonchalant-
‘ken ik je ergens van?’
-Zij keek me betekenisvol aan-
‘Kunt u zich legitimeren?’
-Keek haar diep in de ogen-
‘nee, heb het thuis laten liggen’
-Zij zichtbaar geraakt-
‘Gaat het wel goed met u?’
-Ik stelde me kwetsbaar op -
‘gaat wel’
-Zij nu met een blik vol verlangen-
‘Zal ik u even thuisbrengen?’
-Ik knikte-