...
Mijn handen hebben geen vouwen meer
waarlangs zij buigen kunnen
gladgestreken door een heet ijzer
voelt mijn huid als wonden aan
als een litteken van afwezigheid, grieven
de ondoorgrondelijke groeven
in de diepe knepen van mijn knuisten
niet meer
de kortstondige plooien die ik nog heb
snijden enkel door de bovenste en hard
geworden, snel stervende laag heen
ja, de oppervlakkige lijnen van het bestaan
tekenen mijn opperhuid en
deze arme schets van het aardse leven
versluiert zo mijn on-aardse, onderhuidse
bedekt zo mijn on-ongelovige, onsterfelijke
omhult zo mijn on-tijdelijke, onstoffelijke
mijn bovenaardse! doch gladgestreken bestaan
O de wereld walste eens over mijn handen
met vurige metalen en zware banden
die mijn ware levenslijnen
als oude schepen in mij verbrandden
en nu probeer ik, tevergeefs
deze regelloos geworden' vellen papier
die ik eens mijn handen noemde
te vouwen, om te bidden
of de liefde ze nog eenmaal
vol leven zou willen blazen
zodat ik mijn weg naar haar
weer vinden kan
F.