Zilver
De hemels is als door zilver overtrokken
Alhoewel de rede mij voor mijn dwaasheid behoedt
Ben ik naarstig op zoek naar de schilver van mijn moed
Daar haar aanwezigheid de woorden in mijn keel doen stokken
Net als het eerste woord de dans van mijn lafheid ontspringt
De wijsheid tenslotte van mijn hart is geweken
Is het haar eigen stem die in de nachtelijke lucht weer klinkt
Wederom is mijn poging vergeefs gebleken
De kilte van jouw woorden verdwijnt in de lucht
Een verdwijnende damp door mijn hoop vergezelt
De verborgen wanhoop , in mijn ogen vermeld
Ontsnapt in de adem van een geslaakte zucht
Het lot is voor dwazen nietsontziend
De laatste zijde versmadend waar ik mijn hoop mee tracht te verstellen
Als zij in de duisternis fluistert: “ Ach mijn goede vriend”
“Wanneer zal de liefde mij eens vergezellen?”