Dromend tegen jouw warme lichaam
en zachte handen rustend op mijn heupen
tederheid wiegt me in slaap en liefde
als ik wakker en geschrokken in jouw ogen kijk
die met een storm van woorden
vernieling en afgunst verwijten
steeds schreeuwend en harder
dan het vallen van de regen
de druppels op mijn raam, huilend en
gebroken na een enkele slag
steeds vager, steeds verder,
dan zwijgend
en met een kleine veeg over mijn wang
een spoor van bitterzoete tranen
met vijf vingers en een laatste knikje
breek je ons in tweeën