De weg,
Vroeger reed ik met paard en wagen over een weg,
Niet te geloven zeg.
Gaten, geulen, kuilen, hobbels en bobbels.
Echt ik stuiterde op en neer.
Veel regelmatig van de wagen af,
En moest er dan achter aan rennen,
Raakte zelfs de wagen nog een aantal keren kwijt ook.
Tot er een weg was gelegd,
Helaas met een splitsing
Maar die weg,
Recht, vlak, geen gedonder.
Geen gestuiterd en gehobbel alles zonder.
Maar bij de splitsing ging ik verkeerd,
En mijn weg veranderde weer in die van oude staten.
Na ja iets beter dan,
Een grindpad ongeveer man.
Wel is waar geen gaten en kuilen,
Maar fijn rijden doet het ook niet.
Ik rij toch verder en haak niet af,
Ik weet dat de weg weer strak zal worden,
Ik weet dat de weg parallel loopt aan die vlakke,
Rechte weg, waar de ligging rustig is en het rijden,
Subtiel en vloeiend gaat.
Dus ik zal blijven rijden,
Want die weg komt zeker weer.
En ga er dan niet meer vanaf.
Zoals steden zijn verbonden met wegen,
Het gaat heen,
En het gaat terug,
Maar welke weg was als eerste aangelegd.
Die vraag is denk een lastige,
Maar wel zo terecht.