De tuin lag er nog groen bij,
grauwig doch drachtig
En in mijn pennenstreken
zoog ik uit mijn duim,
kinderlijk doch creatief
allesbehalve een sigaret
En de bloemen lekten zaadjes
erbarmelijk guitig
Gezichtsverlies voor de struiken,
met hyacinten in narcistische trekjes,
en kabouters in ongepaste polonaises
die minutenlang stilte hielden
in gunst voor de storm als
eendrachtig verwelkte meningsuiting
En toen over heggen en schuttingen
regende ‘t glas met flessen, ineens!
Patsend! Verschervend in rode wijn
Mijn hof bevloeiend met fonteinen van drank,
allen verdronken in één snelle polsbeweging
Brandende alcohol die helaas
krolse meisjes niet meer
duizelig kon doen opzwellen
En ik prikte me aan glazige splinters
maar ’t paraderende bloed kon mijn akkers
onmogelijk nog roder doen stampen
Dus ik begon hemelachtig starend
deze levensbeschouwing te sparen,
en stralen van dwaallicht
deden mijn pupillen
in de verte verdwalen...
- Noorderlicht is als verwonderlijk als
een kleuter met een brandende sigaret,
maar gelukkig meer hoop-
en lichtgevend -
Ondanks de krachten van filosofie
waande ik me immer in deze vuurrode plek,
waar de winden zo furieus sadistisch gierden
dat kastanjebomen van angst vluchtten,
en wolven grienden om een volle maan
die simpelweg niet meer de aardse was...