Dit alles is een fabel, dat weten we wel.
Ik heb uit jouw dood een gedicht willen maken,
En nu zit ik hier met hangend hoofd en lege handen.
Er zit geen poëzie in de dood.
In de dood zit niets.
Je doet me dat gedicht cadeau wanneer je naast me komt zitten keuvelen.
In dromen!
Zijn dromen niet het ondergrondse traject van 's ochtends vol levenskracht opduikt?
Zijn er geen gedroomde gelegenheid
om het verborgen hart van de aarde te doorgronden?
Wie zingt daar? Wie daarnet nog huilde.
Wie leeft weer op? Wij die dood waren.
De lamme staat elke dag weer op en loopt,
terwijl de blinde licht opspaart voor immer.
Daarom heeft de hongerige brood,
en heeft de verliefde
nooit genoeg leven.