Op de rug van de draak
hier hoog door de hemelse
ruiende zonnestralen en
vertroebelde sterrenregens,
tippelden we langs deze
rancunes der elementen
Ik kuste mijn meisje innig
op, over, en langs haar volle lippen
vervormd tot graniet
Hoorde haar kreunen van verlangen
maar mij terugkussen
kon ze niet
Radeloos fladderden we verdwaald weg
in ovale cirkels boven de zandstranden
zonder doel waren zelfs wij
niet langer meer helderziend
Bij elke duikvlucht door de witte wolken
ontsponnen zich verwoestende orkanen
’t mythische beest creëerde zwarte gaten
die de wolken door hun zuigkracht
als in een spiraal om elkaar heen weefden
Er ontwaakte eens een storm zo woest
wiens gefronste wenkbrauwen ik zag trillen,
haar fluitende voortanden voelde rammelen,
de sadistische grijns hoorde scheuren voorbij haar kaken
En het was haar enkele zucht
die zelfs de fijnste zandkorreltjes
ontelbare minisalto’s liet maken
Het was haar zwiepende veeg
dat mijn fabeldier vol in de buik raakte
hem deed stomen en grienen
in verdikte olijfolietranen
Nu...
met de wind gonzend langs mijn oren
schrijf ik over mijn avonturen
Ik bestuif mijn bladeren met inktplooien
Halfgeletterde zinnen, ongerijmd
Zo ooit jij, de vinder,
mijn verhaal zal lezen
en je laat meevoeren langs mijn vele herinneringen
alsof je er zelf bij was...
Want de verzengende hitte en
haar rilling langs de horizon
zullen spoedig mijn gewonde draak
doen neerstorten in deze woestijn
Het zand zou zijn vuuradem doen stokken
Ja, jij zal lezen...
Hoe de snorharen van de draak fluoresceerden
alvorens hij zijn vuur spuwde
Hoe ik de taal leerde van de spreuken
en zo vijanden de mond snoerde
Hoe mijn versteende meisje
als een standbeeld daar stond met open ogen,
immer verlangend naar mij wees
vanuit welke windrichting wij ook vlogen...
*** EINDE ***