Ik heb lang verwacht, en na gedacht,
ik heb gehoopt maar ook
vooral veracht.
Ik zwerf langs brandende huizen
verlaten straten staren mij aan.
De geur van rot vlees bijt in mijn neus.
Meisjes met korte rokjes liggen
met hun benen wijd op me te wachten,
meisjes met vlechtjes,
meisjes met lieve ogen vol diep, lang verlangen.
Ik zwerf door onbekende straten
breng mijzelf op plekken waar ik nooit ben geweest.
Mijn rode haren zweven in de lucht
pakken wolken zweven hoger, donkerder.
De dag is lang, de nacht is kort,
bloemen knakken met hun steeltjes.
De zoete, weke geur van bederf blijft hangen
de wind neemt haar niet mee,
net zo min als dat zij mij mee neemt.
Ik verlang zo, zo diep.