Misschien vijf, zes of toch zeven jaar oud. Hij kent geen Zweeds, de verhalen van de oorlog en terreur worden verteld in het Bosnisch; hij komt uit Kosovo. Langzaam loopt hij de winkel in. Een aai over zijn zwarte haar geeft hem moed en wanneer ik hem Messi noem, vraagt hij wanneer ik weer kom voetballen. 'Jij is vriend mijn' fluistert hij over zijn lippen. De waarheid mag niet hard worden gezegd, dat is gevaarlijk. Ik maak een grap, hij lacht, neemt een snoepje mee en rent weg.
Naast me hoor ik dat ik goed met kinderen ben en ik zeg slechts: 'Zo zal ik voor mijn zoon zijn.' Mijn vriend zwijgt, en ik mee. Want ook dromen kun je beter niet hardop uitspreken - en in mijn eentje kan ik deze nooit waarmaken.
Maar morgen gaan we voetballen.
I do keep my promises.