stilstand
in verleden meegezogen
verlangens met harde hand
opgedrogen en verbrand
beelden van toen
gedragingen en verzoekingen
jaren van schrijnend
zwijgen opgelegd
kermende pijnen tussen
het hard gelach van zij
die altijd lachen en praten
alles verpletterend onder
oorverdovend lawaai
gevoel langzaam vermorzeld
van jaren die niet konden
slechts aanhoren het
geoewehoer en lawaai
niet voor weg te kruipen
pijn klauwt langs de muren
maakt mij kapot en
slaat mij bijna doof
niets om naar toe te vluchten
iedereen lachend
overheen lopend
nooit meer thuis, radeloos
nergens naar kunnen
slechts plezier en de mensen
dronken, lachend, denkend
aan hun hun relaties, hun leven
langzaam kruip ik verder
terug in schulpen van schulpen
nergens heen kunnen
geen goed gehoor
niemand, niemand, niemand
die ook maar iets hoort
van stilte die er niet was