Eens was ik daar,
gevangen in een harnas
van stilzwijgen.
Verborgen mijn hart
voor de wereld.
Stilletjes koesterend
dat hartsverlangen.
Maar eens op een dag,
brak de zon er doorheen.
Een kriebel ging door me heen,
en ik werd stilletjes wakkergeschud,
uit mijn droom.
Toen kwam zachtjesaan,
de harteklop van heel het bestaan
in mij tot leven.
En nooit en nooit hield zij op
mij tot leven te brengen.
Mijn droom van het leven,
kwam tot leven in haar volle pracht.
Als een vlinder die uit haar cocon kruipt,
fladdert zij nu over de wereld.