Maar dit is geen ode aan jou. Zelfs niet de intentie om een geraaskal neer te gaan zetten zodat jij je misschien beter zou gaan voelen. Integendeel. Dit moet ik doen om mijn hart te openen, via de geopende slagaderen vloeit er dan wat het papier over en vandaag noem ik dat geen liefde, maar ook geen verdriet. Wel pijn, maar een vreselijk aangename. Jij bent het sublieme in mij.
Ik zou je kunnen zeggen dat je mijn zwart naar wit hebt veranderd, maar dan alleen wanneer je de waarheid niet in mijn ogen kunt zien. Of roepen dat je me helemaal compleet hebt gemaakt, nog verder overdrijven en zeggen dat je mijn leven gered hebt. Maar nee. Dat heb je niet en je mocht het niet.
Er ligt nog iets, het wacht, daar op de plek - waar het altijd gelegen heeft. Ik ben er nog en ik zing mee met muziek, liedjes die ik niet meer luisteren kon. Niet meer uit kon staan. Ik dans soms, met de gordijnen dicht en dan, dan doe ik net alsof je bij me bent. Het klinkt stom, ongetwijfeld, maar wanneer ik 's nachts in bed ga liggen, dan laat ik de helft van het bed vrij. Gewoon, voor jou. Mocht je langs willen komen ofzoiets, al weet ik heel goed dat we allebei weten dat het veel beter zo is, te dromen en te verlangen zonder de waarheid te weten. Ik heb jou helemaal niet nodig om van jou te houden. En zo draai ik me terug in de tafelkleden waar ik vandaan kwam om vervolgens mijn blik naar de hemel te keren en één keer heel hard je naam te roepen. Om jou te proeven op mijn lippen, om jouw brand te voelen in mijn hart. En dan dans ik terug naar bed, waar jij wacht.