heel mijn zijn is lijf als ik adem, word ik zingend geboren in het begin tussen mensen geen woord geen God want verleiden start niet met een appel; ’t is het lascieve strelen van blikken de gave van vrouw genadig te zijn in haar schoonheid als lach en mocht ik blind zijn zullen mijn handen het van haar lippen lezen als kus in een moment, meer dan toevallig
geborgen tederheden zijn altijd daar wanneer ik ernaar verlang voel ik nabijheid bedwelmt mij de geur van je wezen; alleen al hoe je in mijn ogen kijkt opent mij reeds het hart.