2 – 8 – 9
Vals licht
ze viel als licht vol in mijn ogen
op een der allerdonkerste dagen
en baarde er een zondvloed vragen
vroeg ze mij voorgoed te zogen
het zielsverlangen te behagen
dwong het hoofd ze te gedogen
wijl mijn hart vrij opgetogen
haar kans greep om te slagen
het licht is oud en lang vervlogen
maar was het waard erop te wagen
onze liefde van onvermogen
toch voel ik mij thans zwaar belogen
wat was het wat mijn ogen niet zagen
of hebben zij mij toen bedrogen
Deelnemer 2
*
Mhysterisch,
Naamloos,
moest ik maar een naam voor je bedenken
je vroeg erom zonder vragen, anoniem
zoals al je gedragingen, excentriek
van alle verdrongen emoties voorzien.
Intrigerend,
hoe je weet te onttrekken aan elke diepgang,
van ieder zeer een kermisspel kunt vormen
in je draaimolen van onbewogen woorden
blijven doorvoelde emoties verscholen.
Oppervlakkig,
zoals je embleemloos stempels drukt
groots de show der liefde steelt, bespeelt
als mierzoete inhoud van een vol glas
waarvan je de bodem nooit zult zien.
Deelnemer 8
*
Onderwereld
met rechte rug -maar kromme tenen-
sta ik schaamteloos ongewenst
te pretenderen dat ook ik er wezen mag
onbedoeld vang ik een glimlach
om rotte woorden te verzachten
maar hun geur blijft lang hangen
en de nasmaak laat me kokhalzen
reikhalzend om de menigte te overzien
strek ik ook mijn tenen om hoogte te winnen
-wie zei dat grootte er niet toe doet-
ooit was ik het mooiste meisje van het bal
toen ik nog in sprookjes geloofde
en in jou, nu ben ik een gedrocht
ik verloor me in jouw wereld
deelnemer 9
1 – 7 – 4
grensblik
onopgemerkt sta je daar - jouw schreeuw
vervallen in de rumoer, de drukte van dagen
waarin men pendelt van leven naar dood
en waar jij staat op de drempel
tussen hier en daar, echoot jouw naam
steeds door mijn hoofd
jij woont in mij – en ik in jou
wanneer ik passeer weet ik
dat ik je ken, thuis ben
bij ons kruisen, ‘t kort treffen
kopknik ik, terwijl ‘k zeg:
´dag plaatsnaambord´
deelnemer 1
*
Grafgunst
manisch klettert regen neer,
de wereld waant zich afgeslacht
vandaag is het een dode dag, het is perfect
defect en aangeroerd zie ik het aan
ik draai en draal en draaf met al mijn
stomme godverdommes in het rond
en als ik straks mijn
oogleden tot zwarte strepen sluit
dan adem ik maar nooit meer uit
want niets verandert en ik heb
nog steeds twee benen, zet
het een steeds voor het andere
zo sleur ik mezelf naar mijn strop
het eind hangt nu al dagen in de lucht,
mijn graf eist al mijn botten op
deelnemer 7
*
Onvrijgeestig
“ ’n wanhopig man ben ik en dit is mijn
verhaal; ik straal bezopen rond dit huis
want ooit was het mijn eigen tuin, een kruis
dat ik mocht slaan, een plek waar ik mocht zijn
maar god gelooft niet meer in mij, zei hij
en dat hij dan direct de deuren sluit
de ongelovigen zweept op hun huid
geklap – en daarom ben ik nooit meer vrij “
nu wacht hij tot de hemel opensplijt
de heer in regen al zijn tranen huilt
omdat er dankzij hem een goed mens lijdt
aan drinkerkwalen en in bosjes schuilt
en daar nu blijft in eenzaamheid, altijd
omdat hij atheïst was zonder spijt
Deelnemer 4
3 – 6 – 5
Stormvloedkering
Ik drijf mee op het getij van de zee
die steeds van me af rolt en toch dichterbij,
aangespoelde flessen doorweekt papier
worden liefdesbrieven vanuit verre streken
alles gezien, overal geweest
en ik hoef nergens heen want daar wacht jij.
Je wordt veel mooier als ik meer naar je verlang
over lege schelpenzanden uitwaai naar jou,
bundel je verhalen, dan kan ik je kopen
je duizend keer kopiëren en eindeloos
hand in hand lopen onder meeuwen
duiken met de ondergaande zee.
Ik hou zo van verlangen, van het weten
dat je hier zou kunnen zijn als het kon.
Deelnemer 3
*
Afgeliefd
Het is niet meer dan een vlek,
slechts het lekken van een ader
en al zijn jouw lippen blauw
zijn wij nu al veel nader, gekomen
waar de droom ons brengen zou.
Je ligt zo lief, zonder enig tegengas
omdat dit normaal was toen je leefde
maar wanneer je niet in boeien was
weg wilde, en vanaf nu altijd van mij
en hier. In het gedrocht dat we maakten
waakte ik terwijl jij vocht, wat wij waren
al verloren in het bed en daar blijf jij naakt.
Niet te storen ogen staren zwak ’t leven in.
Ik leg me naast je, druk me zacht tegen je aan
tot ook ik inslaap, op naar een nieuw begin.
deelnemer 6
*
Kimitator
Zonder pistool
is het moeilijk schieten,
zonder inspiratie
is het lastig dichten.
Dan doe je toch mee
voor spek en bonen
al wil je toch zo graag
schrijven zoals jij dat doet.
Je schoonheid blijkt niet enkel
uit de woorden die je schrijft
zowel van binnen als buiten
is het een bewondering waard.
Graag had ik een poging gewaagd,
maar het valt (nog) niet te evenaren,
wellicht kan ik bij je in de leerschool
om met voldoende munitie terug te keren.
Deelnemer 5