In ondergrondse stromingen
van amorfe slaap
vond ik jou
als eeuwenlang wachtend
gezeten op fossiel gesteente
de koude de druppels
bemoeilijkt ademen
ik kan jouw aangezicht niet verdragen
en kijk toch, dat wist jij al
een enorm massieve gestalte
je huid blauwgroen gerimpeld
als oud niet zijn kan
leven en dood ineengesmolten
je ogen,diepzwart lijdend weten
alles gezien,nooit te vergeten
het lot voorbij de realiteit
accepterend droef
spreek je me te naderen
mijn taal kan jou niet verstaan
je kent elk van mijn gedachten
naast je zit ik, niet wetend teveel
bereid een explosie de weg terug
in een verkild huilend
te klein geworden lichaam
warmend aan een kaarsvlam
blijft je ziel gegrift
ik bedank je
en hoop je nooit weer te zien.