Zoek wat niet gevonden kan worden en trek aan de draad.
Ik leef in het niets en het alles, er tussen in bestaat niet, fantasiewereld.
Tussen het eeuwige en oneindige bruin en groen van de dennen, een andere frequentie.
Ik ben hier pas sinds kort, ik leefde eens op de straten, zwierf door de kou.
Dacht te weten wie ik was en belangrijker, wie andere waren.
Toch vond ik een draad, terwijl ik niet zocht en trok.
Ik zag de draden toen, gespannen.
Ik trok verder en er ontstond een gat, net groot genoeg voor mij.
Ik viel en toen ik dacht dat er geen bodem bestond landde ik.
Nu lig ik hier al een dag verwrongen van de pijn, maar ik leef.
De geur van dennennaalden dringt diep binnen, ik sta op.
Een meertje ligt binnen bereik en ik wil zwemmen, schoon zijn.
Ik wil het water in, maar zie een draad.
Ik wil het niet zien, het is zo klein.
Maar toch, het is er.
Ik trek tegen wil en dank aan die vervloekte draad.
De draden spannen zich, mijn hand spant zich.
Er ontstaat een zwart gat, ik val.