De dag 18 november 2010
Het was een delicatesse zomer,
afgeladen vol zonden en vertier.
Dan prikte ik eens wat vettigs, dan wat lekkers.
Soms, zoog ik wat pittigs, dan wat flauws,
een dag zelfs, dat ene zeldzame blauw.
Dan weer iets waar je s’ anderdaags
barstende hoofdpijn aan overhoud.
Nu het kouder word, de vachten dikker,
men openlijker jacht op mij maken,
is het moeilijker om een drupje te pikken.
Ik speur zoemend naar onbedekte plaatsen,
zelfs al zou ik het lief vragen, men ziet minder naakten.
Het zijn droevige tijden, meer en meer zie ik
in facetten scheel, van het dorstig lijden
Maar laat het nu buiten winterstormen,
ik heb mijn hapje ontmoet.
Lekker warm van binnen, satijn zachte huid
met tintelend honingzoet bloed.
Die ik mag steken, als speldenkussen,
zelfs tot zeven maal toe, O groot jolijt!
Wat is het zalig om mugje te zijn zo dicht bij jou
Het wintermugje