Men zegt dat hij die niet ziet blind is, maar hij die in de val van het geluk trapt is tien keer zo blind. Met open ogen trapt hij in de klem die ze heeft verborgen onder bladeren van haar leugens. Het onwetend hart, verscheurd zoals de wind doet met de asgrijze wolken. Helemaal gebroken vind hij zijn wederhelft dood, een half hart is geen hart maar een mank overblijfsel van geluk. Bij het zien van het gruwelijke schouwspel dat het lot voor hem heeft uitgestippeld, gaat hij, een tocht op een bloederige rivier van zijn tranen. Hij baant zich een weg door het doornige levenspad, nieuwe wonden doen denken aan het verlies, zijn grootste wonde. De wonde wordt opengereten als een lam door een roedel uitgehongerde wolven. Treurend om het geluk, gaat hij, een nieuwe weg, maar ook daar weet ze hem te raken. Haar web van leugens, oneindig. Wanhopig kijkt hij vooruit, de tunnel voor hem, de uitgang verwijdert zich van hem, net als zij zich van hem verwijdert. De liefde is een spel waarbij het verraad nooit de strijd wint maar wel de diepste wonden achterlaat.