Herinnerde me wijlen mijn vader.
Wat hij voor mij betekent,
ook nu, juist nu.
Door hem kwam ik op de wereld,
en iets van hem leeft in mij voort:
Zijn hoop en zijn dromen.
Door die herinnering willen de tranen komen,
bevochtigen mijn ogen.
Als een blijk van herinnering aan die grote man,
die geen grootse man wou zijn
maar juist gebukt ging onder het stigma
van de kinderen van een mindere god.
Ach hemelse goedheid,
laat ons toch weer samen zijn,
niet alleen als vader en zoon.
Maar als twee kameraden,
die samen die last dragen
die het leven soms inhoudt.