Ik slenterde door mijn leven met een ballon ,
een die wakend op mij neer keek .
Dit was er een die niet stuk kon .
En toen alles perfect in orde leek ,
zorgde de wind der natuur dat ik haar niet meer houden kon.
Zonder enige waarschuwing zag ik haar wegzweven.
Zij die niets weg had van een doorsnee ballon ,
maar eerder van sterren waarvan je hoopte dat ze eeuwig bleven.
Net als besef komt spijt altijd te laat ,
maar de woede is nog steeds alledaags
als haar zachte vertroebelde gelaat
de treistering van mijn herrinering zo onklaar
aangevuld wordt door het onbekende.
Waar ben je nu mijn mooie ballon , o waar ?