ik zal nooit opgeven is wat ik zeg,
wat ik laat zien,
maar van binnen ben ik op,
ik kan niet meer,
hoe graag ik ook wil,
of eigenlijk juist niet,
maar ik kan het niet,
ik kan niet stoppen,
want door gaan zal ik,
doorgaan tot het eind,
maar ik smeek,
laat het einde komen,
zo snel als kan,
soms denk ik,
als ik lig in het bloed,
met een mes in mijn hand,
laat dit het einde zijn,
en telkens weer ga ik door,
sta ik uiteindelijk op,
en maak alles schoon,
ga weer door,
moet weer naar school,
maar ook telkens als ik alleen ben,
alleen op mijn kamer,
win ik het niet,
niet van het mes,
en hoop ik dat dat mijn laatste adem is,
en als ik er dan achter kom dat ik nog leef,
ga ik door,
ik weet dat ik mezelf kapot maak,
door niet te eten,
want waarom zou ik het waard zijn om te eten,
waarom ben ik het waard om te leven,
ik ben niet belangrijk,
ik doe alles fout,
en laat iemand anders die wel belangrijk is opnemen,
waarom zou ik plaats in bezit hebben,
waarom zouden ze bezig met me zijn,
als ik niet belangrijk genoeg ben,
en waarom vinden die mensen mij het wel waard,
om voor te vechten,
tijd voor me te nemen,
als mijn bloed eigen vader dat niet eens vind,
wat ben je waard,
als je vader niks met je te maken wil hebben,
dat is toch de persoon die om je geeft,
die alles voor je over heeft,
ik leef voor mezelf,
en zal het niet zo ver laten komen,
dat ik straks niet meer leef,
al wil ik het graag,
ik moet laten zien,
dat ik kracht heb,
om voor mezelf te zorgen,
en het zal redden,
het schoppen tot de hoogste rang,
en wat ik dan zeg:
ik kan alles ook zonder vertrouwen van mijn vader,
ik kan mijn problemen aan,
maar zover is het nog lange niet,
en op dit moment het enige wat ik wil,
is dood.