Drie heldhaftige heren droegen drie deftige hoeden,
gedrieën liepen zij nietsvermoedend over het trottoir tot plots
drie hulpkreten de zes oren ter ore kwamen en weldra
zij gezamelijk besloten tot actie over te gaan
zochten zes ogen waarvandaan deze kreten van hulploosheid
geslaakt werden.
De eerste heldhaftige heer meende dat één kreet afkomstig was
van de krasse oude dame die met gebogen rug haar afgeladen
boodschappenwagen met geen mogelijkheid in beweging kreeg en
met vlotte trent snelde de heer haar te hulp, waarna zij
dankbaar onze held een schouderklopje gaf.
De tweede heldhaftige heer twijfelde geen ogenblik toen zijn
ogen een blik wierpen op een jongedame wiens hoed door een
eigenwijze windvlaag afgeblazen het luchtruim onveilig maakte,
haar zinloze poging deze achterna te gaan gaf de heer de kans
om een tweede poging te wagen, hij slaagde en de dame slaakte
ditmaal een kreet die blijk deed van vreugde.
De derde handelde simultaan aan zijn broeders en schoot een
poesje te hulp die huizehoog in een boom doodsangsten leek
uit te staan, lenig als hij was klauterde hij in luttele seconden
over de takken de hoogte in en reikte naar het hulpeloze beestje
die haar redder in de armen sprong en samen kwamen zij veilig
ter aarde. Het poezebeest snorde, streek langs zijn been en verdween.
De trotse heren kwamen weer samen en vertelde opgewonden hun heldenverhalen,
trots als zij waren staken zij opgelaten de straat over zonder
enig oog te hebben voor het voortspoedende noodlot dat met tachtig
kilometer per uur afstevende op de nietsvermoedende heren in kwestie en
net voor dat het roodgelakte metaal hun benen raakte zagen zij het
en slaakte..