Ik wacht op de trein, mijn leven lang.
Altijd vertraging, nooit komt hij.
Andere mensen stappen in hun trein, maar ik blijf wachten.
Ik wacht, op het met kauwgom bespuugde bankje in het schimmige avondlicht.
Dan, plots, twee grote lichten, mijn trein, hij komt!
Maar hij stopt niet, ik sta op, ren en spring.