Opa Hoek
Hij was een prachtig mens
Zo had ik graag willen zijn
Wat keek ik op naar hem
Toen ik 7 was en klein
Naar zijn grote volle snor
En zijn hoed gevuld met veren
De verhalen uit zijn jeugd
En dat hij zo goed kon leren
Zijn gore pruimtabak
Uitgekauwd en nat
Die hij propte in mijn hand
En de lol die hij dan had
Zijn kokkerellen in de keuken
Geen pan die werd gespaard
De oliebollen die hij bakte
Die je soms nog at in maart
Het koper dat hij snaaide
Op zijn fietsie door de bouw
En hoe oma op hem kankerde
Als hij het smolt stond alles blauw
Zijn Iwan Rebrof platen
Hoe hij meezong in duet
De zondagmiddagen in Crooswijk
Als oma koffie heeft gezet
Met zijn allen op visite
En de rest die daar toen was
Gezellig samen koffieleuten
Terwijl opa boeken las
Of ongegeneerd daar zat te pitten
Al kwam de koning op bezoek
Het kon hem niets verrotten
Zo was mijn opa, opa Hoek