Dan leg ik mijn woorden
als zoete druppels
op je tong:
de desem heeft
het brood bekoord,
de boodschap werd
in 't woord gehoord
en in de kern begrepen.
Dan kniel ik neer
en vlecht een krans
uit bladgoud en uit doornen:
de nacht gelouterd
door de duisternis,
gewond,gepaard aan zoet verlangen
zal als een dwangbuis
aan je roze lippen hangen.
Dan geef ik je een uur,
een dag, een eeuw,
een zon om in te wonen.
En in ons tastbaar zacht beleven
van iedere smet en hoon ontdaan,
ben ik de zaaier en de oogster
en jij het rijpe blonde koren
waarin ik steeds opnieuw zal leven.