Hoe je woorden sprak
met zachte handgebaren,
je onrust rust werd
voor mijn koud verdriet...
En toen de laatste
avond viel, je pijn
nog vreugd was door
ons samenzijn.
En je verdween - zo stil -
zodat het afscheid meer een groet was
of een tot weerziens - straks -
Je glimlacht bleef me bij
en ook je handen, zwart van eelt,
je blauwe zachte ogen waarin
ik steeds de hemel zag
toen ik als kind luisterend aan je voeten lag.
Nu ik voor je nederkniel
en ik de leegte voel, is er geen plaats
voor tranen noch verdriet.
Je verdween als licht op duistere wegen.
Uw dood was zachte regen.