Met haar popje op haar arm
Stapte Melissa in het bos
Ze keek uit naar kaboutertjes
En liep er vrolijk op los
Achter elke paddestoel die ze tegen kwam
Ging ze eventjes kijken
Maar geen kaboutertjes te zien
Waar zouden ze toch blijven
Ze stapte wat verdrietig verder door het grote bos
Waarom zie ik ze niet
Waar zijn ze toch
Ik wou zo graag met hen gaan spelen
In mijn sprookjesboek en op tv zijn er zovelen
Hoe leg je aan een klein kind uit dat het maar sprookjes zijn
Ze geloven je soms niet
Toch is het heerlijk voor hen om kind te zijn
Ook al bestaat alles echt niet
Plots zag ze een klein konijntje springen
Melissa begon meteen te zingen
De kaboutertjes waren uit haar gedachten verdwenen
Ze was niet meer verdrietig er was een lach op haar gezichtje verschenen
Nu heel wat jaartjes later kunnen wij er nog om lachen
En denken we een kind heeft ook zo haar gedachten
We lopen nog heel vaak in het prachtige bos
Maar de kabouter dromen laten we los