Jou leren kennen,
je mogen ontmoeten,
je van kop tot teen verkennen,
het vroeg allemaal moed,
alles ging vanzelf,
tussen jou en mij,
wat ben je een gezel.
Tot op die ene dag je mij,
liet wetendat je niet kon leven,
met die twijfel van wij,
je koos voor hem,
je liet me staan in de kou,
nu heb je wat je wou,
je had liefde en genegenheid,
Ik miste je zo,
je miste me ook enorm,
je kreeg je niet uit uw hoofdje,
en zeker niet uit uw hartje,
waarom dan uit elkaar scheiden,
tot die ene bewuste plaats op die avond,
je werd zo teleurgesteld,
ik was er voor je,
wilde met je praten en luisteren,
nu zijn jij en ik,
ja jij en ik terug wij,
onvoorstelbaar,
maar die schrik die blijft,
om terug die jij en ik
ja die wij,
terug elk gij word,
en niet wij.
Het was een hel,
maar wat nu is,
is de hemel,
dan ga je met plezier door de hel,
voor daarna zonder hem,
dat stukje hemel,
ja soulke je bent voor mij
de hemel op aarde,
ik hou van jou,
niet gewoon om jou,
maar om ons,
ons staat gelijk,
met perfectie en één,
één hartslag één ritme,
één ziel en geest,
gewoon omdat ik van je hou.