Ze voelt zich goed,
haast gelukkig.
De hele dag door,
zich amuseren met vrienden.
Dan is ze alleen.
Langzaam,
schuift een schaduw over haar heen.
Nu voelt ze zich vies.
Wegdromen,
nachtmerries,
verafschuwen,
wegkwijnen.
De dood klinkt goed,
ze snakt ernaar.
Haat,
woede borrelt in haar op.
Vertrouwen geschaad,
vertrouwen in mensen.
Ze komen op haar af,
als boze wezens zonder geweten,
spuwen vuur,
pakken,
grijpen,
waar ze het niet wilt.
Ze staat bloot,
helemaal alleen.
Pijn klinkt door tot in de duisternis.
Toch komt er niemand.
Haar wereld valt in elkaar,
ze is kapot.
Eén vraag klinkt door tot het oneinde.
WAAROM IK???