...
Zijn eelt en wond verworden handen
konden het fijne gerei van
het schrijven niet meer dragen
te zwaar waren de dagen hem geweest
van het grijpen en wroeten
in de ruwe aarde van valse idealen
Daar zat hij - zijn hoofd gedrukt
in grovelijk geworden klauwen
als 'n droef beeld op lompe pilaren
hij beefde, beet vertwijfeld zijn lip
als graf kapot in de waan dat daar
zijn schrijvershand begraven lag
Hij prevelde wat ontluistert, maar
luistert! - met mond als schone wieg
sprak hij vloeiend taal en vlam, o
de welsprekendheid werd hem plots
als veer, en lucht werd hem als blanco blad
zo schrijvend – de gedichten voor ’t oor
Men hing ademloos zijn verwonde lippen
lagen hun ziel zijn gehavend hand
hij troostte het oog van ‘n eenzaam land
dat gebukt onder plicht haar poëtisch hart
verloor, en welk hun geest wond - in eelt
en wond - als een gevang van heden dag
Zoals ook hij, zelf, ooit eens was...
F.