Als ik naar de school loop,
om mijn zusje op te halen,
Staat daar een meisje heel alleen,
en met niemand te praten.
Haar haren zitten wild,
en haar ogen staan dof,
Haar kleren zijn vuil,
en haar gezicht zit vol met strepen.
Als ik in haar ogen kijk,
zie ik veel pijn en verdriet.
Mijn zusje negeert haar,
want zij is "populair".
Zij ziet geen verdriet,
in de ogen van het meisje.
Dan komt er een vrouw aan,
groot breed en vors.
ze pakt hardhandig het meisje,
bij de arm en loopt weg.
Het meisje kijkt achterom,
en kijkt me smekend aan.
Ik draai me maar om,
ik kan toch niks doen?
De volgende dag,
staat zij er niet meer.
Zij is "van de trap gevallen",
en aan haar verwondingen overleden.
Het arme kind is gewoon verrot geslagen,
zegt een vrouw die naast me staat.
Mijn ogen worden vochtig,
had ik maar iets gedaan!
ik zie haar soms nog steeds staan,
en ik weet niet eens haar naam.