Lome bladeren zaten te
wuiven, namen afscheid van
de zomer en zeiden:
‘Tot volgend jaar, tot
over een jaar, zul je
ons wel weer vinden?’
kiezeltjes rolden over de grond
stopten bij stoepranden, bedolven
onder gestorven bladeren
dit meisje, voor het raam
zat te denken over wat ma
zei, een paar handschoenen
en een mooi sjaal erbij
gebreid, met snelle
druppeltjes op die eenzame
takken zo mistroostig
erbij zwaaiend voor
de herfst, dichtbij.