...
Ik kende hem van vroeger nog
we waren klein en o zo wijs
zoet gehouden door snoep en goed
de koningen waren vrij te spelen
We wisten wat leven, wat geven was
dat we alles bezaten wat wij zagen
en dat zuinigheid enkel doet misleiden
zagen wij ouders achter bakken stenen
We waren rijk, geen geld geen gebrek
o daar in die kinderjaren herkende wij
vreugde en geluk en dat soort zaken meer
in wind in licht, ja in Gods gulle hand
Maar nu vele stenen en jaren rijker
zitten wij vast aan huis, aan boom
aan beest, aan uitgekomen droom
en zijn we vergeten wie wij waren
Op het snijpunt van onze blikken
ontstond veel stof en luid gekraak
we botsten niet met elkaar, maar met
het verleden en we liepen zwijgend door
F.