mijn ogen lachten ’t blauw van haar terug zijn alle paden zacht als wandelwegen in het bos en onze voeten zweven zelfs over harde steen gaan monter benen
de mensen zijn zo vrolijk blij zij groeten ons met stemmen in ’t ontmoeten de blikken ook gezichten wenden zich niet af en zelfs het water spettert lustig luid beneden spelend in zijn bed
vandaag is alles mooi en zonnig bont de bomen en zelfs struiken doen nu mee geven hun bladeren aan een wilde wind - die zich hen wervelend neemt - tevreden dansend mee.