Achter de tralies van tranen
Schijnen zeven wonderbaarlijke zonnen
Met warme vleugels, vliegend
Over het groenste gras en vochtige romances
Scherp haar weg banend door ieders zwartste mist
Om haar liefde te havenen in bijtende haat
Zo neemt ze rustig haar tijd
Opserverend en lerend
Geduldig knikkend naar de koude woorden van winters zijn
Als wapens en geslepen speren
Totdat de bomen weer kleuren, het hout ondeugend knispert
En de mensen op blote voeten dansen
In harmonie, in de eerste bevredigende vrede
Zo leert zij haar tijd