tedere gedachte lopen langs lange halen tot aan mijn kin.
de gehoopte verlossing verliest zich in deze getrokken banen.
gespleten zie ik het getroffen zelf als een doorbroken spiegeling.
waar de gedachte de verloren hoop zuivert ,de waarheid tot realitiet verdringt.
is het het 'ik' die beliedert ,vluisterend "wees toch voorzichjes en liefjes" tot mij zingt.
'het kan ook anders, 'zielloos onbestierd' ,het bezinkt en als zo geschied ,betwijfel ik het geleden verdriet.
streelt mijn hand mijn gezicht en raak ik het raam
wrijf tegen het even zicht ,'het verregend verenigt verdriet' en laat dit gaan.
wat zich nog even in veelvoud herkende ,was onmiskenbaar meer zout.
is , de haast onverschillig geworden traan die nu troostbaar droog rouwt.
al lijken dan deze druppels zo teer ongeladen speels geweest ,in genaden.
eens streefde ze als geraakt wezen ,begaan en lopende mijn geliefd bestaan.
ik droom nu dus even de gespeelde wens ,het zo te beleven ,raak baar ,ja maar te veel geraakt vergeten ,als zout vegen in de banen van een opgedroogde tranen regen.